Nieuws

 

 

 

Persbericht                                                            

 

Première korte film Als ik straks ga (door Niels Landstra)        Den Haag, 8 april 2023

 

Op vrijdag twaalf mei 2023 om 17u., vindt in De Nieuwe Veste (Breda), de première plaats van de korte muziekfilm Als ik straks ga van dichter/muzikant/beeldend kunstenaar Niels Landstra.

 

Dit bloemrijke gedicht verscheen in 2012 in de dichtbundel Waterval (Oorsprong) en later als liedgedicht in de dichtbundel Entree naar de hemel (2018, U2pi).

 

Het kunstzinnige project kwam tot stand door de verfilming van Landstra's gedicht door studenten van Breda University of Applied Sciences. De muzikale uitvoering van het ensemble On y va van het Utrechts Conservatorium en de leadzang van zijn oudste dochter Orsolya (Orsi) Landstra, hebben van dit op toon gezette gedicht een ware parel gemaakt.  

 

Het evenement is vrij bij te wonen in de Culturele Markthal van De Nieuwe Veste, Molenstraat 6, Breda.

 

Na afloop zal Wethouder Inkomen en Cultuur Marike Nobel dichtbundel Entree naar de hemel in ontvangst nemen. Aansluitend zal de dichter/muzikant zijn werk signeren. 

 

(www.kijkgedichten.nl)

 

Voor het aanvragen van een interview met de auteur kunt u contact opnemen met Uitgeverij U2pi, tel: 070-3872770, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

Korte verhalen, interviews en poëzie verschenen in de volgende tijdschriften:

Meander (proza): Het portret en Een wankelmoedige ascese, een vraaggesprek met Vrouwkje Tuinman, en een recensie van Hans Franse Onder de entree naar de hemel ligt een tranendal (over mijn 5e dichtbundel Entree naar de hemel, 2018)
Lava (proza): Een witte schim
De Brakke Hond (proza): Van nul naar niets
Deus ex Machina (proza): Droomloos
De Gekooide Roos (proza): Illusies hebben bestaansrecht

De Neus (proza): De zoom van haar zomerrok

Woordenstroom (proza): De gevleugelde droomspits en De zoom van haar zomerrok

DWB (proza): Allegro
Aangeboord talent (proza): Een gelukkig man

Op Ruwe Planken: Een interview met Simon Vinkenoog

Tirade (proza): De Doorstroom

Circumplaudo (proza): De blozende dageraad en (poëzie) : De wens, Kleine Vos, In de vaart der volkeren, Zeven sprongen in de zee, en Verloren door jou afgedaan

Opspraak: (poëzie): Leegte, Drenkeling, De slijpende tijd 

Nieuw Letterkundig Magazijn: (poëzie): Winteravond

FleursduMal: (poëzie): De oorsprong, De slijpende tijd, Hartenklop, Niemandsland, Waterval, Mijn liefste meisje, De gaard van mijn erfenis, Valeria, Zwaluwen, Als ik straks ga, Het vuurwerk, Mishandelde straathond, Ode, Het oudste schilderij van Breda, Onze spreeuwen, Reliëf van gepeins, Puin ruimen, Uitbundig, Tot mijn spijt, Weg van mijn stilte. (proza): de Voedselbank

De Contrabas: (poëzie): Dagdief

Extaze: (poëzie): De puzzel, Midzomernacht, In de schemer van onze lichaamstaal, Mia care bambina (video, Mijn liefste meisje, vertaald in het Italiaans), en (proza) een fragment uit de roman Monddood

Rijm op de keien (Stadsgedichten, 2015 en 2017): Het oudste schilderij van Breda, Bruisfontein, Vrede in Breda

Alice XL: (poëzie) Zwarte lippen

Poemtata Dichtbundel: (poëzie) De gelukkige asceet

Evenementen: Finale Dobbelslam 2014, shortlist literairwerk.nl 2017, geselecteerd voor Poemtata (na inzending gelijknamige wedstrijd) , Gent (B)

Brabant Cultureel: In de lucht schreeuwen vogels, De dochters, Mijn plek naast haar, Ons één en zijgend zijn, De dag sterft langer

Waar mijn wortels vleugels werden (Dorpsgedichten): In Rijen heb ik haar nooit bemind, Overal gezocht (tot aan Molenschot)

 

Dichtbundels uitgebracht sinds 2012 bij Uitgeverij Oorsprong:

Waterval

72 pag. €14,95

ISBN 978-94-6101-1213

in 2013

Wreed het staren

62 pag. €12,95

ISBN 978-94-6101-189-3

Nader en Onverklaard

65 pag. €12,95

in 2014

ISBN 978-94-6101-2951

Droef het zwieren

in 2016

ISBN 978-94-6101-346-0

Entree naar de hemel 2018 (uitgeverij U2pi)

ISBN 978-90-8759-811-2

 

 

 

 

Schrijversblok

 

Het schrijversblok weerkeerde van weggeweest

stelpte een springgolf aan proza gedichten        

 

en stiltes trok een blokkade zich verweesd   

op in mijn eens onbedaarlijke brein stichtte       

 

vrees in mijn wezen dat dook in de luwte  

met het schuwe van een vogel die in handen

 

crepeert tederlijk opziend zonder vreugde     

om mijn klankrijke woorden het ontbranden

 

van zoele inblazing die de ernst van mijn

zonden liet herrijzen uit de as van het falen

 

en nu taalt naar een einder om neer te dalen

met woordeloze vleugels van smeltende spijt

 

 

Na corona

 

O, God, ik had U niet gevraagd om dit   

ongewenste celibaat, mocht ik Uw         

dienaar zijn geworden, Uw verdict        

had ik zonder morren en schaduw          

 

van mijn liederlijkheid ondergaan                

maar Uw toorn reikte verder, de mensheid  

gekluisterd aan huislijk’ kloosternijverheid,  

ontving het licht van een duistere maan         

 

zwaar van machtige wolken, en nu als             

ik het waag mij buitenshuis te begeven  

waar Uw dienaar roept om medeleven         

 

wijkt zij in een godvrezende coronapas    

nog buiten de anderhalve meter, gans   

mijn hele liefde verlangende leven       

 

Als ik straks ga (liedversie)

 

Wees niet boos mijn lief     

Als ik straks ga ben je nog               

In mij

Kwijnt het beeld van je bleek        

Gelaat in schaduwen                     

Van tederheid

 

Wees niet boos mijn lief               

Omdraaien en zwaaien                 

Zal ik niet                                         

Als ik straks van je ga, beetje voor

Beetje tuimel je weg uit mij              

 

Woorden zijn dan dood                 

Mijn stem in een mist vergruist       

Er zijn nog

Gedachten aan onze stiltes             

In de heiwind naast elkaar               

 

Wees niet boos mijn lief

Als ik straks ga ben je nog               

In mij

Kwijnt het beeld van je bleek        

Gelaat in schaduwen                      

Van tederheid

 

De geur van bloemen in je hals       

Van nectar, vond ik je mond

In een duizelende                                    

Reis met jou                                  

Als een dagpauwtje naar de zon     

 

Brug:

 

Rouw niet om wat gewis wegglipte

Uit de diepte van onze hoop

Ook een vlinder is gelijk onze liefde      

Alleen sterft zij al na een jaar          

 

Wees niet boos mijn lief

Als ik straks ga ben je nog               

In mij

Kwijnt het beeld van je bleek        

Gelaat in schaduwen                      

Van tederheid

 

 

Oud zijn

 

Oud zijn, de glans van de eindbalans       

opgemaakt het oude bed, ik leg                 

mij neer op dromen bezongen in nacht    

en vergetelheid die door mij heen            

gebuiteld buiten mij zijn stukgemaakt.     

 

Oud zijn in het najaar. Het blad stort    

zich in een lijdzaam stuiven, de twijgen     

fonkelen in het avonddonker door de

regenplassen, spiegels van mijn gezicht

die kringen van oudheid verzinnen.        

 

Oud zijn doet zeer, nu ik ongeëerd    

aankom bij de oerbron waar boete        

en schuld zijn geboren. Met geduld          

geboekt door het theater van het toen nog

onvoltooibare, tel ik de dagen.        

 

Oud zijn en behouden wat overblijft         

flaneren door het dorp, het tjilpen             

van de vogels in de straat, ik bewaar           

de liefde in mijn hart, om getaand en

zwak te vergrijzen als een oude dag.                     

 

 Eva (naar de sculptuur van Lukas van der Meer, 1915, Stedelijk Museum Breda)

 

Haar goddelijke lichaam ontstaan

uit een zwevend deel, borsten en billen                                                                                        

door steen gestreeld, ontzegd te gaan

de weg die ze overweegt. Het trillen

 

sluipt in haar wit omwolkte oogleden

half gesloten luikjes voor een blik

van bekoring doorglansd, zedelijk

gekruist haar benen. Haar gebeden

 

om het bezweren van de keuze
die haar leidt uit de Hof van Eden

verglijden bij de stoffige aarde

 

waar boze tongen lichtheid baren  

het afdalen van haar innerlijk  

zuiverheid en woord in de weg staan

 

een omineuze tinteling haar lichaam

met een eeuwig stromen wil strelen

schenken haar borsten aards ongeluk